Petra De Sutter: “Lokale kraamafdelingen zijn niet altijd big business, maar moet dat?”
Vicepremier Petra De Sutter steunt de hervormingen van minister van Gezondheid Vandenbroucke onder het motto ‘nabije zorg waar mogelijk, geconcentreerde zorg waar nodig’. Toch kan ze zich niet helemaal vinden in zijn plan om kraamafdelingen te sluiten, waarvoor hij zich baseert op een rapport uit 2019 van het Federaal Kenniscentrum (KCE). ‘Ik mis het menselijke aspect als het over bevallingen gaat,’ zegt De Sutter, naast vicepremier ook gynaecologe. In aanloop naar de week van de zorg pleit ze voor een systematisch beleid rond kraamzorg dichtbij huis.
Het plan van Minister Vandenbroucke wordt nog voor de zomer binnen de regering besproken. ‘Ik ga duidelijk zijn: meer samenwerkingen tussen ziekenhuizen? Zeker. Zo maar kraamafdelingen sluiten? Niet per se. Dat is de boodschap die ik op tafel leg,’ klinkt het resoluut. Het KCE berekende dat een materniteit jaarlijks minstens 557 bevallingen moet doen om uit de kosten te komen. KCE kwam toen uit op 17 kraamafdelingen die de deuren zouden moeten sluiten.
De vicepremier van Groen legt uit dat ze het niet per definitie eens is met die benadering: ‘De focus van minister Vandenbroucke om die norm van het KCE door te voeren, ligt volgens mij niet juist. Een ziekenhuishervorming moet in eerste instantie de patiënt ten goede komen en niet de jaarrekeningen. Vrouwen die op het punt staan te bevallen, zijn geen nummers. Kraamafdelingen kunnen dan in sommige ziekenhuizen geen big business zijn: een menselijke benadering in een kleiner streekziekenhuis is bij zwangere vrouwen van cruciaal belang.’
Kraamzorg is basiszorg
De Sutter: ‘Een hervorming die de zorg concentreert, kan patiënten wél helpen als ze zeer complexe zorg nodig hebben of een zeldzame ziekte hebben. Dat behoeft wat uitleg. Het is intussen onderbouwd dat bijvoorbeeld een patiënt met een zeldzame kanker beter geholpen is in een ziekenhuis dat voldoende van die specifieke aandoeningen per jaar behandelt. Zo bouwen artsen genoeg expertise op. Een bevalling noem ik geen complexe zorg. Het KCE onderlijnde trouwens dat kleinere kraamafdelingen geen probleem vormen voor de kwaliteit van de zorg.’
De Sutter wijst erop dat de norm die het Federaal Kenniscentrum berekende niet gestoeld is op kwaliteitsoverwegingen. De Sutter gaat er dieper op in: ‘Voor kwaliteit telt niet het aantal bevallingen per ziekenhuis, wel het aantal bevallingen per gynaecoloog of vroedvrouw,’ ze verwijst daarbij naar het rapport van het Federaal Kenniscentrum.
Kraamzorg in de buurt
Ze gaat verder en stipt aan dat we verder nog meer moeten investeren in een naadloze overgang tussen pre- en postnatale zorg thuis en in het ziekenhuis, ook bijvoorbeeld voor wie in het ziekenhuis wil bevallen. En daarna meteen naar huis wil, het zogenoemde poliklinisch bevallen.
In dat verband wijst De Sutter op de 10 miljoen euro die in 2022 al werden vrijgemaakt om een zorgtraject te ontwikkelen voor kwetsbare zwangere vrouwen en op de samenwerking over de lijnen heen. ‘Ook daar is de lokale binding belangrijk. De hervorming van Vandenbroucke bevat veel en ambitieuze pistes. Pistes die efficiëntiewinsten opleveren, bijvoorbeeld door overconsumptie aan te pakken. Dat kan dan ergens anders worden geherinvesteerd.’
‘Laat ons daarop focussen en niet op de eenzijdige sluiting van materniteiten, wat controversieel is, lokaal gevoelig ligt, en de bredere, broodnodige ziekenhuishervorming dreigt te ondermijnen,’ benadrukt De Sutter.
De Sutter weet dat het de vorige minister van Gezondheid De Block was die ervoor zorgde dat moeders na hun bevalling minder lang in het ziekenhuis liggen. ‘Dat kan ik volgen. Op één voorwaarde: het mag niet de zoveelste besparingsoperatie zijn. Nieuwbakken moeders sneller naar huis sturen, kan in de meeste gevallen, maar dan wil ik zeker weten dat er in hun buurt kraamzorg voorhanden is. Dat gebeurt nog te projectmatig. Ik pleit voor een systematisch beleid van zorg dat naar mensen, in dit geval moeders, komt.’
Als het gaat over materniteiten, haalt De Sutter naast argumenten over kwaliteit of zeggenschap, ook de zogenoemde vervoersarmoede aan. ‘Niet iedereen heeft een auto en hoe graag ik het ook zou willen: het openbaar vervoer is in tijden van medische nood geen alternatief. Dan wordt zelfs een halfuur problematisch,’ klinkt het.
Tot slot haalt De Sutter aan dat voor haar partij Groen zorg verbonden aan het begin of einde van een leven dichtbij wordt georganiseerd. ‘ Kraamzorg en palliatieve begeleiding zijn twee facetten van zorg die het meest menselijkheid vereisen. Dat hoort dichtbij mensen plaats te vinden.’